Sal van Son is in 1921 geboren als zoon van Henri van Son, voorheen de slager aan de Hoofdstraat 23 tegenover de Mariakerk, in het huis waar ook zijn vader geboren werd.
Onderstaand verhaal is onderdeel uit het boek: "Ik zeg Nu, Nu" wat hij schreef in 1992 over 430 jaar wel en wee van een Nederlandse Joodse familie.

Salomon van Son

Oprichter van slagerij van Son, Salomon van Son werd geboren in Deventer. Zijn korte jeugd bracht hij door in deze stad. Al in 1869 vertrok hij, 15 jaar oud naar Apeldoorn. Hij trad in dienst bij baas Simon, waar hij het slagersvak terdege leerde. Hij heeft dit beroep tot 1913 met veel liefde uitgeoefend. In 1878 opende hij samen met een zekere Oldenhof zijn eigen slagerij. "Zij bevelen zich minzaam in ieders gunst en recommandatie aan en beloven door een prompte en solide bediening zich zulks waardig te maken". Aldus een advertentie geplaatst in de Apeldoornsche Courant van zaterdag 22 juni 1878. De slagerij was gelegen "op den Arnhemschen straatweg", later Dorpstraat 23 Apeldoorn. Op 24-jarige leeftijd trouwde hij op 20 augustus 1879 met Sara van der Hoek uit Leeuwarden.

Het pand werd aanvankelijk gehuurd, want pas op 15 juli 1884, blijkt uit een acte verleden bij notaris Wilhelm Walter, dat hij het huis en erf heeft aangekocht voor f. 4.600,- van de timmerman Jacobus Radstaak. Salomon betaalt hierop slechts f. 100,- en blijft schuldig aan Radstaak f. 4.500,- tegen 4,5 procent rente per jaar. "De welput op de verkochte grond zal het gemeenschappelijk eigendom blijven van den verkoper en de nieuwe eigenaar en voor gemeenschappelijke rekening worden onderhouden". Gemeentelijke waterleiding kwam pas veel later.

In december 1893 kocht Salomon van Son van Gerrit Jan Roeterdink, bakker te Apeldoorn, een tuin gelegen aan de Rosariumstraat, groot 2 roeden en 32 ellen, waardoor een ruime uitgang naar de westzijde werd verkregen. De koopsom bedroeg f. 232,- Deze achteruitgang kon nu voor paard, wagen en rijtuigje worden gebruikt en de koeien behoefden niet meer langs de vleeshouwerij naar de slachtbank te worden geleid.

In 1885 werd vóór het pand Dorpstraat 23 een nieuwe imposante gevel gebouwd door architect J.A. Wijn. De timmerman Jacobus Radstaak, die het pand vóór 1884 bezat, trad nu op als aannemer.

Enige posten uit de desbetreffende rekeningen:

- een ijzeren dakraam met omtimmering.............. f. 1,30
- vertind gaas voor ventilatie onder etalage........... f. 0,85
- schrijftafel met kastje in kantoor......................f. 5,80
- vloer kamer vernieuwd en plint aangebracht.........f. 2,82
- nieuwe toonbank.........................................f. 12,50
- zandstenen ornamenten aan de topgevel ...........f. 49,50

Hoog Soeren 123

Toen in het jaar 1990 het pand Hoofdstraat 23 in verband met stadsvernieuwing moest worden afgebroken, konden de zandsteen sierornamenten van de sloper worden verkregen. Hiervan werd een "memento", een monumentje, opgesteld op het terrein van de tweede woning op Hoog Soeren van de schrijver van deze regels. De smeedijzeren "S", die bijna 100 jaar de top van de gevel had gesierd, werd in de nok van Hoog Soeren 123 aangebracht.

De slagerij aan de Dorpstraat, later Hoofdstraat 23 leidde een bloeiend bestaan. Doordat na de aanleg van de spoorlijn in Apeldoorn de welvaart sterk toenam en zich nu ook veel Indische families in ruste in de gemeente vestigden ontstond er behoefte aan vlees en vleeswaren van hoge kwaliteit. De hotels en restaurants, die door het toenemend toerisme bloeiden, waren goede afnemers.

Aan de Joodse clientèle werd vanzelfsprekend vlees, bereid volgend de rituele voorschriften geleverd. In 1883 dreigde er een conflict aangaande het ritueel slachten. Nog in 1879 had Salomon van Son toestemming gekregen uitsluitend in Apeldoorn te mogen slachten.

Na vele jaren zich daarvoor te hebben ingespannen kon Salomon van Son zich van juni 1911 "leverancier aan het hof van H.M. de Koningin" noemen. Hij ontving daarvan op 11 mei 1911 bericht van Het Departement van den Hofmaarschalk van H.M. de Koningin. Met uitzondering van de oorlogsjaren 1940- '45 zijn tot 1947, toen de heer J. van der Stam het bedrijf overnam, tijdens het verblijf van de koninklijke familie op Paleis het Loo, de zomerresidentie, de leveranties voortgezet.

Salomon van Son was een strenge vader en leermeester. Zijn ideaal was zijn zoons in zijn bedrijf als opvolgers te zien. In tegenstelling tot de kinderen van zijn broer Philip in Deventer werd zijn kinderen het bezoeken van de middelbare school niet toegestaan. Vooral Henri van Son heeft dit ten zeerste betreurd en zich door zelfstudie bij allerlei instituten verder ontwikkeld. Het uitoefenen van het slagersvak heeft hem overigens niet verhinderd om in talloze besturen zitting te nemen en zich met zijn vrouw Henriëtte Kan op een breed maatschappelijk terrein te bewegen.

Op 59- jarige leeftijd deed Salomon, meestal Sally genoemd, het bedrijf, dat bestond uit de slagerij en bijgebouwen, (slachthuis, rokerij, stallen en worstmakerij) over aan zijn zoons Eli en Henri. Met inbegrip van 6 hectare weiland, waarop vee vet werd geweid, werd hiervoor een schuldbekentenis getekend voor f. 34.000,- aan rente werd berekend 4,5 procent per jaar. Op de hoofdsom is nog jarenlang afbetaald. De vennootschap onder firma S. van Son werd opgericht.

Eind december 1919 werd Eli van Son door Henri uitgekocht, zodat Henri toen nog alleen eigenaar was van het bedrijf.

Eli kreeg de leiding van "Het Lintenmagazijn" in de Haagse Veenestraat. Deze destijds zeer bekende winkel behoorde aan zijn schoonvader Henri Koppel. Eli's beroepsverandering ontlokte aan zijn schoonmoeder Louise Koppel-Fuldauer de opmerking: "Nu is Eli ook een heer geworden...."
In de "Acte van scheiding en verdeeling", d.d. 22 december 1919, verleden bij notaris J.H. Poll resulteert na de opsomming van schulden en baten een bedrag van f. 13.100,- ten bate van Eli van Son.

In de acte wordt merkwaardigerwijs een uitzondering gemaakt "voor de navolgende zaken, die zij vooralsnog in het onverdeelde wenschen te houden, te weten:
1. twee ploegen, snijmachine, eggen, een paard, een melkkoe, boerenpaardentuigen, mestkar, hooiwagen, en verdere landbouwgereedschappen, voorts
2. het op 1 januari 1920 aanwezige hooi, stroo, haver en andere voederartikelen, totdat deze zijn opgebruikt.

Blijkbaar hadden de beide families met kleine kinderen gedurende de oorlogstijd een kleine boerderij voor het verschaffen van levensmiddelen in deze tijd van schaarste.

Sara van der Hoek overleed in 1919, Salomon werd toen in huis opgenomen bij zijn dochter Belia Trijbits-van Son in Groenlo. Nadat zijn schoonzoon Ies Trijbits door een faillissement geheel was geruïneerd, heeft dit gezin zich in Apeldoorn gevestigd, waar Salomon van Son in 1936 op 82-jarige leeftijd overleed.